Abbildungen der Seite
PDF
EPUB

zijne zijde beweerde dat het reglement in volkomen overeenstemming was met de aangehaalde tractaten, welke toch geen absoluut vrije riviervaart aan alle natiën toekenden, doch wel degelijk onderscheid maakten tusschen de oever- en de niet-oeverstaten. Wat het tweede punt betrof, zoo meende hij dat het reglement, door de oeverstaten ingevolge opdracht van het tractaat van Parijs vervaardigd, door deze krachtens hun onbetwistbaar sou vereiniteitsrecht kon worden toegepast. 1)

Gaan wij met een enkel woord na, in hoeverre de Oostenrijksche gedelegeerde bij deze beweringen het recht op zijne zijde had:

„La navigation" zegt art. 109 van het tractaat van Weenen „sera entièrement libre et ne pourra sous le rapport du commerce être interdite á personne". Reeds boven merkten wij op hoe deze woorden sous le rapport du commerce" op voorstel van den Pruisischen afgevaardigde baron vON HUMBOLDT werden ingelascht, in tegenstelling met de bewoordingen van het tractaat van Parijs van 1814 dat sprak van la navigation, qui ne sera interdite á personne" zonder eenige beperking. Wel werd op de beperkende beteekenis der aangehaalde woorden door den gedelegeerde van Engeland lord

[ocr errors]

1) GEFFCKEN. La question du Danube. pag. 15 en volgende.

CLANCARTY gewezen, „Cependant"

[ocr errors]

zoo zegt het protocol der zitting van den 3den Maart 1815 „les autres membres de la commission ont été d'avis qu'il n'y avait pas lieu de modifier la redaction de Mr. DE HUMBOLDT, vu qu'elle ne semble pas s'éloigner des dispositions du traité de Paris qui ne visaient qu'à debarasser la navigation des entraves qu'un conflit entre les Etats riverains pourrait faire naître et non de donner à tout sujet d'Etat riverain un droit de navigation égal à celui des sujets riverains pour lesquels il n'y aurait aucune réciprocité." 1)

Wel degelijk dus had art. 109 de bedoeling tusschen de oever- en de niet-oeverstaten ten gunste der eerste een onderscheid te maken, en, zooals wij mede boven zagen, bij de toepassing van het aangenomen beginsel in de riviervaart-reglementen, die ingevolge het Weener tractaat werden vastgesteld, had men deze opvatting gehuldigd en den oeverstaten boven de niet-oeverstaten tal van privilegiën voorbehouden. Meermalen trouwens is later de beperkende beteekenis van dit artikel op min of meer officiëele wijze erkend: zoo legde Oostenrijk den 18den Juni 1819 in de conferentie te Dresden de verklaring over: „la pensée des Hautes parties contrac

1) Acten. KLÜBER III pag. 171.

tantes à Vienne parait avoir été de reconnaître aux seuls sujets riverains le droit à la libre. navigation et non d'étendre aux non riverains cet avantage pour lequel il n'y aurait pas de réciprocité." Zoo schreef baron VON MANTTEUFEL, namens de Pruisische Regeering, i. d. 26 Augustus 1857 aan den Pruisischen gedelegeerde in de Europeesche Donau-Commissie „Nach den Verhandlungen der Wiener Congressakte über art. 109, ist es nicht zweifelhaft dasz es nicht in der Absicht jener Akte gelegen hat den nicht-Uferstaaten ein Recht zur Schiffahrt auf den Conventionnellen Flüssen bei zu legen."

Terecht mocht m. i. dan ook de Oostenrijksche gedelegeerde ter Parijsche conferentie beweren dat het door hem overgelegde Donau-reglement niet alleen geheel in overeenstemming was met de bepalingen der Weener-slotacte, doch zelfs, vergeleken met eenige andere reglementen, o. a. dat op den Rijn, die van die akte het uitvloeisel waren geweest, als zeer liberaal geroemd mocht worden. Alleen toch van de riviervaart in engeren zin, den cabotage, waren vreemde schepen uitgesloten, terwij op den Rijn althans de vaart aan schepen van niet-oeverstaten geheel verboden was.

Was hiermede echter het reglement genoegzaam verdedigd? Naar mijne meening niet. De beginselen der vrije riviervaart waren toch niet door het trac

[ocr errors]

taat van Weenen doch door dat van Parijs op den Donau toepasselijk verklaard. Aan de bepalingen van het laatste behoorde dus het reglement in de eerste plaats te beantwoorden en m. i. ten onrechte beweerde baron HÜBNER dat dit inderdaad het geval was.

De voorschriften der beide tractaten ten opzichte der riviervaart zijn toch niet geheel gelijk. Dat van Parijs keert terug tot het vrijzinnige standpunt van 1814, waarvan men, zooals wij zagen, te Weenen was afgeweken.

[ocr errors]

Wél is waar zegt art. 15 „qu' á l'avenir ces principes (de l'acte du Congrès de Vienne) seront également appliqués au Danube et à ses embouchures,' doch, als het ware om een einde te maken aan de beperkingen, waartoe de woorden „sous le rapport du commerce," trouwens geheel overeenkomstig hunne beteekenis, aanleiding hadden gegeven, heet het interpreteerend in art. 16 „Sauf ces réglements (de police et de quarantaine) il ne sera apporté aucun obstacle, quel qu'il soit á la libre navigation" en iets verder „Sous ce rapport (des droits à prélever aux embouchures) comme sous tous les autres, les pavillons de toutes les nations seront traités sur le pied d'une parfaite égalité."

Deze duidelijke bewoordingen laten geene dubbelzinnige uitlegging toe, noch geven zij ruimte aan eenige bevoordeeling van de oeverstaten boven de

andere. Met deze bepalingen dus was het reglement in lijnrechte tegenspraak.

Wat in de tweede plaats betreft het beweren van b. HÜBNER, als zouden de oeverstaten, krachtens hun souvereiniteitsrecht, de bevoegdheid hebben het reglement toe te passen, ook zonder dat het door de mogendheden was goedgekeurd, zoo kan men daartegenover de vraag stellen, welke beteekenis dan wel art. 15 van 't tractaat van Parijs mag hebben, waar dit zegt „Elles (les puissances contractantes) déclarent que cette disposition (la libre navigation du Danube) fait désormais partie du droit public de l'Europe et la prennent sous leur garantie," zoo bij datzelfde tractaat aan de oeverstaten de bevoegdheid ware toegekend om bij reglement van de aangenomen beginselen ten eenemale af te wijken. Wordt niet door deze bepaling de vrije Donauvaart onder het toezicht gesteld der mogendheden en hun daardoor een recht van veto verzekerd over alle maatregelen, die die vrije vaart belemmeren?

En bovendien, de geheele regeling der vrije vaart op de internationale rivieren berust op eene beperking van het sou vereiniteitsrecht der oeverstaten, waarin de onderteekenaren van de tractaten van Weenen en Parijs, dus ook Oostenrijk, geheel vrijwillig hebben toegestemd.

Waar het andere staten betrof heeft Oostenrijk zich dan ook nooit zoo angstvallig betoond om in

« ZurückWeiter »